Kaat De Kock heeft ondertussen al vier YA-boeken uitgebracht bij Clavis Uitgeverij. Zij kan tieneremoties beschrijven alsof ze er zelf nog iedere dag heeft. Daarom wilden we de vrouw achter de boeken beter leren kennen. Kaats jongste boek mag dan wel gaan over haar gevecht met anorexia tijdens haar tienerjaren, nu geniet ze van haar latte mét koekje tijdens ons interview in haar thuisstad Antwerpen.
Waarom schrijf je?
Dat is eigenlijk nooit een weloverwogen keuze geweest. Toen mijn dochter klein was, las ik vaak voor en dan dacht ik: verhalen schrijven, dat wil ik ook doen. Ik ben toen begonnen met verhaaltjes voor mijn dochter te verzinnen met haar in de hoofdrol. Daarna begon ik langere verhalen te schrijven, echte kinderboeken. En hoe ouder mijn dochter werd, hoe ‘volwassener’ mijn verhalen werden. Op een dag is daar een YA-boek uit ontstaan en dat bleek echt mijn ding te zijn. Maar dat is dus bijna per ongeluk gebeurd, het was niet dat ik op een dag dacht: nu ga ik schrijver worden.
Waarom is het belangrijk dat jongeren jouw boeken lezen?
Ik vind dat niet belangrijk. Mijn uitgangspunt was: ik ga schrijven voor jonge mensen die normaal niet graag lezen. Ik hoop dat zij, als ze een boekbespreking moeten doen, op zo’n roman stuiten en denken: hey, dit is helemaal niet zo erg. En misschien dat ze op die manier toch zin krijgen om meer te lezen.
Maar je beschrijft wel belangrijke thema’s in je boeken.
Ook dat was eigenlijk niet de bedoeling. Ik was niet van plan om over maatschappelijk relevante dingen te schrijven, maar je hebt wel een verhaal nodig, hè? Mijn boek Sterker dan jij gaat over partnergeweld, maar mijn hoofdpersonage is nog een tiener – dat is helemaal geen veelbesproken thema in onze samenleving, maar het komt wel vaak voor. Het was gewoon ‘een onderwerp’; ik had niet de intentie om een boodschap mee te geven.
In Niets om het lijf heeft het hoofdpersonage een lesbische vriendin. Maar ik wil niet dat dit het thema van het boek is. Ik wil dat zoiets normaal is, zonder dat er onnozel over wordt gedaan. Ik probeer erop te letten dat er genoeg diversiteit in mijn boeken zit. Ik weet dat ik met mijn verhalen de wereld niet zal veranderen, maar ik wil er wel de juiste dingen insteken.
In je nieuwste boek Niets om het lijf behandel je ook een moeilijk onderwerp: anorexia.
Ik had vroeger zelf anorexia, maar ik werd nooit opgenomen. De meeste boeken over dit thema gaan over de gevallen die in het ziekenhuis terechtkomen. Het is verschrikkelijk als dat gebeurt, maar ik vind het ook erg voor meisjes die níét in dat stadium komen – omdat mensen vaak denken dat hun problemen niet zo erg zijn. Dat is afschuwelijk, want ook zonder opname maak je dezelfde emoties door – in mijn geval een jaar lang. Ik vind dat we ook die gevallen serieus moeten nemen. Daarom heb ik Niets om het lijf geschreven.
Het wordt weleens gezegd dat anorexia nooit helemaal weggaat.
Dat klopt, in de zin dat je altijd een rare relatie blijft hebben met eten. Ik ben mijn zwangerschapskilo’s bijvoorbeeld nooit kwijtgeraakt en dat vind ik niet erg, maar ik voel me nog steeds schuldig als ik iets ongezonds eet. Dat is eigenlijk heel stom: ik kan het niet laten om te snoepen, maar ik heb daar nooit echt evenveel plezier in als iemand anders. Bij mij blijft het altijd iets wat eigenlijk niet mag.
Zou je iets willen zeggen tegen je lezers die met een eetstoornis kampen?
De meeste mensen denken dat weer normaal eten nooit meer gaat lukken, maar dat gaat wél. Het is zoals ik al zei natuurlijk relatief, maar het extréme schuldgevoel kan wel degelijk weggaan. Ik eet nu normaal en gezond, soms zelfs iets te veel. Lezers die met een eetstoornis kampen, moeten er ook vooral met iemand over praten. Een psycholoog gaat je niet dwingen om weer te eten, maar kan er wel voor zorgen dat je weer wílt eten. Als je niet met je ouders of een professional wilt praten, kun je altijd aankloppen bij een vriendin, de ouders van een vriendin of een leerkracht.
Als ik dat zo hoor, ben je als schrijver misschien toch meer geëngageerd dan je zelf dacht?
Ja, misschien wel. Ik wil niet met een belerend vingertje zwaaien, maar ik deel wel graag dingen die ik of mensen die ik ken hebben meegemaakt in de hoop dat iemand er iets aan heeft. Als dat zo is, des te beter. Als dat niet zo is, hebben ze hopelijk gewoon van het verhaal genoten.