Een jongen die denkt dat hij niet zwart, maar blank is. Als kind ontvoerd uit een wit gezin, om als slaaf misbruikt te worden door een zwarte familie. Intrigerend. Maar waar gaat Niemandsland nu precies over? Schrijver Angelo Vergeer legt uit.
Je hebt vroeger als journalist gewerkt. Momenteel ben je aan de slag als schrijver en metrobestuurder. Hoe ben je tot deze carrièreswitch gekomen?
Een carrièreswitch was het eigenlijk niet. Ik heb twintig jaar als verslaggever bij De Telegraaf gewerkt. In die functie ben ik de hele wereld rondgetrokken en heb ik verhalen geschreven over van alles en nog wat. Rampen en oorlogen, én klein menselijk leed. Maar ook toen was ik al bezig met het schrijven van jeugdliteratuur.
Toen ik vader werd, hield ik de journalistiek voor bekeken en ging ik voor de kinderen zorgen. Dat heb ik een jaar of acht gedaan, tot ze groot genoeg waren om een beetje zelfstandig te functioneren. Toen wou ik weer gaan werken, want schrijver is een heel eenzaam beroep. Ik wou altijd al treinbestuurder worden, maar dat was weer een compleet nieuw vak wat ik moest leren, en ik was toen al in de vijftig. Ik ging naar een uitzendbureau en zag dat ik metrobestuurder kon worden. En nu bén ik dus metrobestuurder, drie dagen in de week. Ik heb veel tijd over om ernaast te schrijven, dus schrijven doe ik eigenlijk fulltime.
Haal je tijdens het schrijven nog inspiratie uit jouw verleden als journalist?
Niet echt. Het is wel zo dat mijn boeken vaak op waargebeurde feiten zijn gebaseerd, dus ik heb op die manier een link met journalistiek. Ik lees ook nog altijd veel en ik hou het nieuws bij, en als ik dan interessante zaken tegenkom, denk ik wel: Wow, is dat niets voor een boek?
Toch hou je er ook van om te schrijven over mensen die je zelf verzint. Hoe zit dat?
Ik kies een bepaald verhaal of nieuwsfeit om over te schrijven. Maar vaak vind ik de personages in zo’n verhaal wat saai. Dus dan ga ik er zelf dingen bij bedenken. Ik laat de personages veel meer dingen doen dan de oorspronkelijke mensen deden. Er is dus een groot verschil tussen hetgeen er werkelijk gebeurd is en mijn invulling daarvan.
Ik heb bijvoorbeeld ooit een boek geschreven over een jongetje dat thuiskwam en zijn moeder dood terugvond. Hij was bang dat hij naar een weeshuis moest, dus toen heeft hij een deken over zijn moeder heen gelegd, en hij is gewoon voort blijven leven. Het thema vond ik heel interessant, maar het jongetje was 9, en daar kon ik eigenlijk heel weinig mee. Ik wilde er echt een boek voor pubers van maken. Dus … toen ben ik toch weer gaan fantaseren.
Hoe plaats je jezelf in het hoofd van jouw personages, die toch jonger zijn dan jij?
De jeugd van tegenwoordig is heel anders dan wij waren. Communicatiemiddelen, sociale media, gamen: dat was er in mijn tijd allemaal niet. Maar ik schrijf vaak over emoties – over dingen als vertrouwen, liefde en relaties – en ik heb het idee dat die nog hetzelfde zijn als vijftig jaar geleden. Het decor is veranderd, maar de punten waar het om gaat, die blijven hetzelfde.
Een jongen die denkt dat hij niet zwart, maar blank is. Dat hij als kind is ontvoerd uit een wit gezin en als slaaf is misbruikt door een zwarte familie. Het klinkt zeer surreëel. Hoe ontstond het idee om hierover te schrijven?
Dit verhaal kwam dus écht voort uit een bericht dat ik las in de krant. Mijn eerste indruk was: Die jongen is niet wijs, wat raar. Maar lokale kranten hadden een oproep geplaatst voor getuigen. En toen waren er oudere stellen die inderdaad zeiden: ‘Ja, dat is onze zoon. Hij is ontvoerd.’ Ik knipte het verhaaltje uit, hing het op de koelkast en keek ernaar, en nog eens een keer, en toen ging me dat toch intrigeren. Langzamerhand ging ik erover fantaseren, en zo ontstond een verhaal.
In dat proces vind ik het op een gegeven moment niet meer belangrijk om op te zoeken wat het werkelijke verhaal was; ik vind het leuk om dat thema te gebruiken en daar zelf omheen te fantaseren. Ik probeer in het hoofd van die jongen te kruipen. Wat denkt hij? Wat heeft hij meegemaakt? Waarom doet hij zo? Het gaat me niet om de gebeurtenis, maar om de emoties erachter. Uiteindelijk gaat het boek dan ook niet eens zoveel over het verhaal uit de krant, maar over trouw, leugens en vriendschap.
Waarom koos je ervoor om te schrijven over deze onderwerpen?
Ik wil de lezer meegeven wat vriendschap en vertrouwen inhoudt, en hoe ermee om te gaan als dat vertrouwen verdwijnt. Daarom vind ik pubers zo interessant, want voor hen is alles nog nieuw. Je zit op de middelbare school en krijgt vrienden, maar wat moet je daarmee? Het is ook een leeftijd waarop je nog heel erg kunt twijfelen. Dat is een heel mooie ontwikkeling in het leven van iemand, en daarom vind ik het mooi om daarover te schrijven. In dit geval: liegt het hoofdpersonage, of liegt hij niet? Waarom ben je in iemand geïnteresseerd, of waarom net niet? Het zijn vragen die jongeren bezighouden.
Hoe verloopt jouw schrijfproces?
Ik ben een heel ambachtelijk schrijver. Je hebt schrijvers die meteen aan het schrijven gaan, en die zichzelf laten verrassen door hun eigen verhaal. Maar dat heb ik niet. Ik heb op een gegeven moment een centraal thema waar het verhaal over moet gaan. Bij Niemandsland was dat vertrouwen en vriendschap. Vervolgens creëerde ik de personages. Het verhaal gaat over een jongen, maar hij moest ook nog een gesprekspartner krijgen. Dan bracht ik de personages tot leven. Hebben ze hobby’s? Hebben ze veel vrienden?
Ik stel ook altijd een schema op, zodat ik weet waar het verhaal begint en eindigt. Als ik dan ga schrijven, zie ik het verhaal als een film voor me en hoef ik het alleen nog maar op te schrijven. De eerste versie komt altijd uit mijn hart, die schrijf ik binnen een paar weken uit. En dan begint het proces van herlezen, corrigeren en herschrijven. Dan krijg ik veel versies, die komen uit mijn verstand. Dan ben ik vooral bezig met het mooier en spannender maken van het verhaal. Maar het is dus echt een proces, het is niet dat ik lekker ga typen en wel zie wat ervan komt.
Maak je dan vooral stilistische aanpassingen, of maak je soms ook drastische veranderingen in de verhaallijn?
Allebei! Ik kan bezig zijn en plots merken dat een hoofdstuk niet goed zit. Dat het spannender of pakkender moet zijn. Ik ben ook altijd zoekend naar de juiste vormen en de juiste toon. Dat kan zelfs gaan over nuanceverschillen, zoals de keuze voor ‘het regent’ of ‘het miezert’.
Welke zin uit Niemandsland raakt jou het meest?
Mijn favoriete zin staat op pagina 107: Ik zag precies hetzelfde als wat mijn buurman zojuist moet hebben gezien, Jimmy was helemaal niet zwart, Jimmy was hartstikke blank. Wat iedereen aangrijpend vind aan het hoofdpersonage Jimmy, is namelijk zijn huidskleur. Is hij nu zwart of blank? Dat is de hamvraag in het boek. Jimmy zegt zelf dat hij blank is en uit een blanke familie is ontvoerd. Maar hoe kan dat dan? En het grappige is dat Simon nu en dan denkt: Je bent zwart. En dat hij later weer denkt: Je bent hartstikke blank, wat is er nu met jou aan de hand? Daarover gaat eigenlijk het hele boek, als je die vraag kunt beantwoorden, dan ben je al voor een groot deel bij de oplossing van het probleem.
Benieuwd naar Niemandsland?
Bestel hem hier!
Geschreven door:
Maarten Hansen