Lena is met haar twintig lentes een van de jongste auteurs van Clavis. In 2017 kwam haar eerste boek Vier seizoenen uit, een oorlogsroman over een meisje dat moet onderduiken in bezet Antwerpen. Lena studeert Taal- en letterkunde Frans-Duits.
Waarom schrijf je?
Ik was eerst van plan om alleen verhalen over de Tweede Wereldoorlog te schrijven, omdat mijn bezoek aan het huis van Anne Frank en het Fort van Breendonk me erg had aangegrepen. Ik wilde echt de boodschap overbrengen dat zulke dingen nooit meer mogen gebeuren. Maar ik krijg steeds meer de indruk dat ik ook schrijf omdat ik graag op mezelf ben. Als ik een verhaal schrijf, ben ik afgezonderd van de wereld – maar door de personages kom ik toch een beetje in contact met mensen. Ik heb dan ook het gevoel dat die personages op den duur meer worden dan enkel personages: het worden echt vrienden.
Opmerkelijk: op jouw leeftijd al zo gefascineerd door de Tweede Wereldoorlog.
Het begon eigenlijk al veel vroeger. Toen ik tien was, heeft mijn vader me Schindler’s List laten zien. Dat was misschien niet pedagogisch verantwoord, maar die film over de Tweede Wereldoorlog heeft echt een diepe indruk op mij gemaakt. Ik vond het verhaal heel aangrijpend. Op het einde is er een scène waarin Oskar Schindler een ring krijgt met de inscriptie in het Hebreeuws: ‘Wie één leven redt, redt de hele wereld’. Dat vond ik zo ontroerend dat ik er later een tattoo van liet zetten. In september 2015 – ik was toen achttien – kreeg ik een mail van Clavis dat mijn boek werd uitgegeven. Om dat te vieren, ben ik naar de tattooshop gegaan. Ik heb gelukkig een vriendin uit Israël die het zinnetje nog kon verbeteren, want er bleek een schrijffout in te staan.
Het doet mij plezier dat zoveel jonge meisjes Vier seizoenen kopen: het interesseert hen dus ook. Aline Sax heeft daar ooit een interessante uitspraak over gedaan: ‘In geschiedenislessen leren we over oorlogen en grote heersers – maar eigenlijk zijn het de kleine burgers die ermee moesten leven die er écht toe doen.’
Je hebt wel wat dingen gemeen met Aline Sax.
Klopt! Aline is ook gefascineerd door de Tweede Wereldoorlog en ze heeft haar eerste boek bij Clavis uitgegeven toen ze vijftien jaar was. Daarom keek ik enorm naar haar op, zij was mijn voorbeeld. Ik dacht: als zij dat kan, dan moet ik dat ook kunnen. Het was echt leuk dat ik Vier seizoenen ook bij Clavis mocht uitgeven. Toen dacht ik: nu is niks onmogelijk.
Aline inspireerde jou. Heb jíj tips voor beginnende schrijvers?
Toen ik net begon te schrijven, zeiden mensen dat ik moest leren om kritiek te accepteren en er iets mee te doen. In het begin geloofde ik daar echt in: ik dacht dat mijn verhalen niet goed in elkaar zaten en dat tips mij zouden helpen. Maar gaandeweg kreeg ik eerder de indruk dat kritiek me verlamde, niet hielp. Op schrijfcursussen zat ik als jong meisje tussen vijftigplussers – en als we elkaar feedback moesten geven, merkte ik veel verbittering en nijd. Als je gevoelig bent voor zulke dingen, dan ga je ze geloven en misschien het schrijven opgeven. Dus niet te veel naar kritiek luisteren.
Hoe voelt het om zo te spreken als ‘auteur’?
Dat is heel raar. Afgelopen jaar signeerde ik op de Boekenbeurs in Antwerpen, en soms had ik het idee dat mensen naar mij keken en zich afvroegen van welke auteur ik de dochter zou kunnen zijn. Wat ik ook vreemd vind, is dat ik niet veel ouder ben dan mijn lezers. Zij spreken me soms aan als ‘mevrouw De Coninck’ en vragen om een handtekening, terwijl ik bij hen op school had kunnen zitten. Maar het is wel heel leuk natuurlijk. Op die manier kom ik dankzij het schrijven niet alleen in contact met mijn personages, maar ook met andere échte mensen.