Toen ik veertien was, werd ik voor het eerst verliefd. De jongen in kwestie brak mijn hart door een ander meisje te kussen, in ons jeugdhuis, op een moment dat ik daar ook was. Ik zag hen dus – ze deden het recht voor mijn neus! – en dat was een enorme shock. Het ene moment voelde ik me het mooiste en gelukkigste meisje ter wereld, het volgende moment voelde ik me weggegooid en waardeloos.
In diezelfde periode worstelde ik met mijn lichaam, dat aan het veranderen was: mijn heupen werden breder, mijn billen en borsten werden voller. Ik kreeg een doodnormaal vrouwenfiguur, maar ik zag alleen dat ik ronder werd. Dikker dus, maakten mijn hersenen ervan. En zo ontwikkelde ik anorexia. Ik wilde slanker zijn, ik wilde aandacht, ik wilde bijzonder zijn, en ik wilde hulp. Ik ben nooit in levensgevaar geweest – op mijn dieptepunt woog ik 41 kilo – maar mijn eetstoornis heeft wel een jaar lang mijn leven gedomineerd. Ook nu draag ik er nog de gevolgen van. Ik weeg verre van te weinig, maar ik blijf een vreemde relatie hebben met eten en met de weegschaal. En het haar dat ik tijdens dat ene jaar ben kwijtgeraakt, heb ik nooit teruggekregen.
Veel boeken over anorexia gaan over meisjes die in ziekenhuizen terechtkomen en moeten vechten voor hun leven. Grote en belangrijke verhalen, die absoluut verteld moeten worden. Maar ik wilde een kleiner verhaal vertellen – zodat ook meisjes zoals ik, die het geluk hebben om te kunnen stoppen voor het te laat is, zich gehoord voelen. Omdat ook wat zij meemaken een klein drama is, en omdat ook zij een jaar of langer van hun leven kwijt zijn.
Zo weten ze dat ze niet alleen zijn, én dat er altijd hoop is. Ik kan het weten.
Kaat De Kock, auteur van Selfie, Chemie, Sterker dan jij, Niets om het lijf en Dromenvanger.